De Nederlandse ggz pleit al geruime tijd voor de consultatiefunctie, een manier om overleg tussen de huisarts en de ggz te betalen. Want als poortwachter van de toegang tot de ggz speelt de huisarts een cruciale rol, en zou het enorm helpen als expertise van de ggz makkelijker in de spreekkamer beschikbaar is. Bij Altrecht, een aanbieder van ggz-zorg gingen ze aan de slag met de huisartsen in de regio, en tuigden, ondanks barrieres en hordes een nieuwe manier van samenwerking op. Wat levert die op?
Het gebeurt geregeld. De telefoon gaat om vijf voor vijf bij de praktijk in Maarssenbroek waar Alike Machielsen als huisarts werkt. Een patiënt wil dat de huisarts direct komt. Voorheen konden deze patiënten niet snel geholpen worden en bleven ze vaak om hulp vragen. Nu gaat dat anders. ’Ik bel het gebiedsteam en we gaan er samen langs. Met een psychiater of een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De patiënt kent mij, ik breek het ijs en er is meteen gespecialiseerde hulp bij. Het is niet alleen het helpen van een patiënt, het gaat om community care.
Zo’n drie jaar geleden ontstond de samenwerking. Altrecht, de grootste ggz-instelling in de regio Utrecht, startte met drie gebiedsteams. ’Het begon vanuit de gedachte om op een andere manier te gaan behandelen,’ vertelt Paul Pronk. Hij is teammanager en als sociaal psychiatrisch verpleegkundige ook werkzaam in het gebiedsteam. ‘De herstelgedachte kwam voorop te staan. Niet meer klinisch denken en werken, maar meer vanuit de wijk. Participatie van patiënten bevorderen en de behandelaren minder belangrijk maken.’ De teams bestaan uit een psychiater, een aantal psychologen en sociaal psychiatrisch verpleegkundigen, zoals Paul.
Hij leerde al snel huisarts Alike Machielsen kennen. ‘Alike was iemand die zei: ik wil gewoon een 06-nummer en een gezicht, en niet de boodschap dat iemand me wel een keer terugbelt.’ Inmiddels werkt het team al een aantal jaar met haar samen. Zelf volgde ze ook een kaderopleiding om zich verder te specialiseren in ggz gerelateerde problematiek. Inmiddels weet ze meer dan de gemiddelde huisarts over hoe bijvoorbeeld een psychotrauma werkt en hoe dit zich kan uiten in een angststoornis. Toch is ze blij met de samenwerking. ‘Ik ben verwijzer en zij zijn behandelaars. In die zin is mijn positie niet anders dan bij andere huisartsen. Alleen weet ik nu nog beter wat ze doen en kunnen, en daar maak ik gebruik van.’ Zo organiseerden ze onlangs met elkaar een nascholingsmiddag met huisartsen en de psychiater uit het gebiedsteam. ‘We lopen dan een aantal casussen door van patiënten om een beter beeld aan elkaar te schetsen van met wat voor mensen we te maken kunnen krijgen en wat we zouden kunnen constateren.’
De hoofdtaak van het team is om mensen met ernstige psychische aandoeningen, de zogeheten EPA’s, beter te kunnen behandelen door te werken met een team dat actief de helpende hand biedt. Het gaat om kwetsbare mensen waarbij het vaak al uit de hand is gelopen. Die raak je gemakkelijk kwijt, legt Alike uit. ‘Iemand die verward is en het lastig vindt om op tijd te komen of zichzelf te verzorgen gaat misschien niet naar een psychiater in een ziekenhuis. Een groot voordeel is dat wij bij de mensen thuis komen. Thuis zie je veel. Bijvoorbeeld of het huis vol staat met dozen. Je kunt je dan afvragen, lukt het de patiënt om structuur te krijgen? Een sociaal psychiatrisch verpleegkundige kijkt bijvoorbeeld ook in de koelkast om te zien of iemand wel boodschappen doet. Zorgt hij of zij goed voor zichzelf? Een psychiater die vanuit het ziekenhuis werkt heeft daar geen zicht op.’
De gezamenlijke huisbezoeken hebben al veel positieve ervaringen opgeleverd. Zo was er een vluchtelinge die hallucineerde en in het ziekenhuis terechtkwam. De internist gaf aan dat hij er geen grip op kon krijgen. Alike: ‘Ik kende de vrouw al een aantal jaar en weet dat ze zeer specifieke ideeën heeft over haar gezondheid en lichaam.’ Alike besloot samen met gebiedsteam psychiater Nicole op huisbezoek te gaan bij deze mevrouw. ‘Dan kun je vaststellen of dit een psychiatrisch probleem is en er een verwijzing moet komen, of dat het om een eigenzinnige mevrouw gaat. Dan ben je echt aan het consulteren.’ De conclusie was dat er geen psychiatrische zorg nodig was, zo stelde de psychiater vast.
'Het voordeel is dat je mensen uit de dure zorg haalt of houdt,’ zegt Paul. 'We kijken niet alleen naar de problematiek maar ook naar de omstandigheden waarin iemand leeft en of iemand werk heeft of een dagbesteding.’
Het lastige is de financiering, zegt hij. ‘We doen dit omdat we zien dat het werkt. Omdat het in eerste instantie fijn is voor de cliënt, voor de huisartsen en wij zijn er zelf blij mee. Huisartsen kunnen GGZ hulpverleners om advies vragen en daarbij een beroep doen op de POH pot. Dat kan via een app of een online module, maar dit levert veel meerwerk op. Als iemand bij Altrecht komt en een behandeling krijgt dan openen we daar een diagnose behandel combinatie voor en wordt er gefactureerd naar de zorgverzekering. Maar voor deze ‘overlapping’, deze samenwerking, is eigenlijk niet echt een financiële constructie. Terwijl dit een grote meerwaarde heeft. Je wilt iemand uit de duurdere zorg houden en iemand zo snel mogelijk, liefst via de huisarts, weer in zijn of haar eigen kracht zetten.’ Het moet nu vooral uit de motivatie van de hulpverleners zelf komen, zegt Paul. ‘Hulpverleners moeten een stapje harder werken om hun productie te halen. Als we hier financiering voor vrij zouden kunnen maken dan zou dat veel makkelijker en efficiënter kunnen. Je bent dan preventiever bezig.
Zo was er een huisartsenpraktijk waar veel mensen kwamen met ggz gerelateerde problemen. Het team van Paul sprak met de huisarts die tegen veel muren opliep. ‘Toen hebben we gezegd, we gaan het zelf regelen en bij elkaar zitten. Nu huren we daar een kamer, lopen daar rond. De psychiater heeft er één keer in de twee weken overleg met de huisarts. Dat werkt heel prettig. De lijnen worden korter.’
En de weg terug is ook makkelijker, legt hij uit. ‘We hebben een doelgroep die best complex is. Maar een percentage daarvan is stabiel. Die gebruikt vaak lange tijd dezelfde medicijnen en dat gaat niet meer zomaar mis. Iemand volledig uit laten stromen is een risico. We verwijzen dan liever terug naar de huisarts. Dan is iemand bij ons uit beeld maar kan de huisarts het verder in de gaten houden.’
Veronique Esman, directeur van de Nederlandse ggz ziet in het voorbeeld van Altrecht vooral een waardevolle illustratie van een pleidooi dat al langer gehouden wordt: “Altrecht laat zien hoeveel winst er te behalen is door deze manier van werken mogelijk te maken. Door het niet afhankelijk te maken van lokale verhoudingen, maar door een door de overheid ingestelde betaaltitel, zodat je niet allerlei ingewikkelde constructies hoeft te bedenken die afhankelijk zijn van bestuurlijke moed en doorzettingsmacht. Als de overheid dit zou regelen door betaling van de ggz expertise makkelijker te maken, dan heft dat heel veel drempels op. Nu remt de financieringsstructuur dit soort initiatieven.
De samenwerking levert vooral winst op, ervaren ze ook in Utrecht. Het gebeurt nogal eens dat patiënten via de huisarts worden doorverwezen naar een ggz-instelling. Daar komen ze op een wachtlijst. Soms zijn ze na een paar maanden pas aan de beurt en is de hulpvraag veranderd of wordt er dan pas ontdekt dat er heel andere zorg nodig is. Ondertussen komen deze mensen ook in aanraking met de crisisdienst. Paul: ‘Dat zorgt bij patiënten voor frustratie, en het brengt ook veel onnodige kosten met zich mee. Als je dit aan de poort kunt regelen, dus bij de huisarts, dan kun je gelijk inzetten op een goede behandeling.’
Alike ervaart het voordeel in de praktijk. Ze kreeg voorheen ook wel het verzoek van Altrecht om eens langs te gaan bij een mevrouw in haar wijk. ‘Het communiceren met mensen met psychiatrische problemen is als balanceren op een koord. Je voelt wel ongeveer wat je wel en niet moet zeggen. Maar het kan toch heel fijn zijn als er iemand van zo’n team meegaat om het verder vorm te geven, en om erachter te komen wat de patent echt nodig heeft.’
Ook is het een stuk overzichtelijker voor de triagisten die patiënten aan de telefoon krijgen. ‘Bij de patiënten met een grote hulpvraag moet je echt wel alle zeilen bijzetten als ze in een weekend maar blijven bellen. Je wilt niet vanuit irritatie de deur dichtdoen maar je moet wel begrenzen. Het is dus heel fijn voor ons dat we in deze gevallen geholpen worden.’
Naast de huisartsen en het ggz personeel zijn er ook partijen als de gemeente, de woningbouwvereniging en de politie betrokken. Vanuit de hele keten wordt gekeken naar waar het probleem zit en hoe het kan worden opgelost. Voor de hulpverleners is het een grote vooruitgang, zegt Paul. ‘Het is heel fijn werken met elkaar. We zijn heel innovatief bezig op deze manier. Daar worden hulpverleners ook gewoon heel blij van.’