Gemeenten krijgen dit jaar en de komende twee jaar extra geld voor jeugdzorg. De Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ), het samenwerkingsverband van Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC, dringen er op aan dat dit geld nu ook op de goede plek landt: bij de zorg voor jeugd en de gezinnen. Na jaren van bezuinigingen door Rijk en gemeenten, zijn de grenzen voor de jeugdzorgorganisaties en hun professionals bereikt, waarschuwen de branches. Hans Spigt, voorzitter van de BGZJ: “Het extra geld moet door gemeenten in de eerste plaats worden besteed aan ons personeel. Goede arbeidsvoorwaarden en scholing zijn essentieel om onze jongeren en gezinnen te kunnen blijven helpen. Daarnaast moeten we inhoudelijke afspraken maken met gemeenten om de kwaliteit van de inkoop te verbeteren.”
Goede zorg goede arbeidsvoorwaarden
Gemeenten krijgen dit jaar 400 miljoen en de komende twee jaren 300 miljoen euro extra. Spigt: "Wij kunnen niet voor de gemeenten bepalen of het nieuwe budget volstaat. We gaan er vanuit dat de tarieven die gemeenten aan de jeugdzorgorganisaties betalen, nu op z’n minst geïndexeerd worden.” In zijn brief benadrukt minister De Jonge het belang van faire tarieven en loon- en prijsbijstelling, maar in de praktijk zien de organisaties daar tot nu toe te weinig van terug. “Onze organisaties kunnen alleen goede zorg bieden als ze hun mensen goed kunnen belonen, opleiden en bijscholen in een uitdagende omgeving. En daarvoor zijn goede arbeidsvoorwaarden, en dus een fair tarief, van essentieel belang” aldus Spigt.
Beter werkend stelsel kan wel
Rijk en gemeenten gaan de komende maanden een aantal afspraken uitwerken om te komen tot een beter werkend stelsel. Spigt: “Dat juichen we natuurlijk toe. Dat in de brief alleen intenties staan en de uitwerking nog moet volgen, geeft wel aan dat het taaie materie is. Wij denken graag mee met de minister en de gemeenten over de aanpassingen die nodig zijn op de doelen die gemoeid zijn met de jeugdwet te behalen.” Ook de samenwerking tussen gemeenten moet volgens de jeugdbranches beter. Spigt: “Regio’s die uit elkaar vallen, regio’s die besluiten nemen die direct invloed hebben op het aanbod in aangrenzende regio’s, we zien nog te veel zaken onnodig mis gaan.”
Scholingsfonds
De branches pleiten, met steun van de VNG, voor het opzetten van een scholingsfonds om het nodige vakmanschap voor de jeugdhulp te verwerven en te behouden. Spigt: “We zien daarbij een belangrijke rol voor het Rijk, als stelselverantwoordelijke, in het (mede-)financieren daarvan. Het beschikbare opleidingsbudget bij organisaties is ontoereikend om de gewenste nieuwe kennis en competenties te realiseren en aantrekkelijk te blijven als werkgever.”
Administratieve lasten
Nog een punt waar de BGZJ kritisch naar zal blijven kijken is de administratieve lastendruk. Spigt: “Het grote probleem is dat de bestaande administratieve standaarden door veel gemeenten niet consequent en volledig worden gevolgd. Er lijkt altijd wel een goede reden voor een gemeente om, met gebruikmaking van de standaarden, het toch net even anders te doen. Al die kleine beetjes ‘anders’ door het hele land heen bij elkaar opgeteld, veroorzaken een administratieve wirwar die leidt tot verspilling van geld. Ook de aanbestedingen leiden tot grote druk op de administraties en zorgen ervoor dat er onnodig veel geld niet naar zorg gaat. We zijn het eens met de uitspraken die minister De Jonge hierover doet in zijn brief, maar we snakken naar concrete verbeteringen.”