De jeugdbranches Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC waarderen het initiatief van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) om te komen tot betere afspraken voor regionale samenwerking en zorgvuldigheidseisen in een zogenoemde Norm voor Opdrachtgeverschap.
Gemeenten spreken zich in juni middels een ledenraadpleging uit over deze norm. De voorstellen van de VNG gaan de jeugdbranches echter niet ver genoeg. Voorzitter Hans Spigt: ‘We hebben de voorstellen uitgebreid besproken met de VNG. Het zijn goede intenties, maar er zijn toch te weinig garanties dat ze ook gerealiseerd worden. De bovenregionale samenwerking is nog steeds te vrijblijvend en zonder harde financiële afspraken zijn de nieuwe regiovisies boterzacht. We vragen de landelijke politiek om aanvullende maatregelen om het ontwrichte jeugdstelsel nu in één keer goed te repareren en dus een schepje bovenop de voorstellen van de VNG te doen’.
Op 20 maart 2020 stuurden de ministers De Jonge en Dekker de brief 'Perspectief voor de jeugd' naar de Tweede Kamer, met daarin hun voorstellen voor het jeugdstelsel om de ‘organisatorische en wettelijke basis op orde’ te brengen. Het gaat daarbij onder andere over betere regionale samenwerking door gemeenten, kaders voor reële tarieven, zorgvuldigheidseisen bij inkoop, vereenvoudiging van de jeugdbeschermingsketen en een grotere rol voor de Jeugdautoriteit. Voor het verbeteren van de regionale samenwerking tussen gemeenten en de zorgvuldigheidseisen bij inkoop verwijzen de ministers naar de Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) die door de VNG wordt opgesteld. De ministers schrijven dat ze met VNG in gesprek gaan over de wijze waarop de voorgenomen landelijke regelgeving optimaal kan aansluiten bij deze NvO en andersom.
De Norm voor Opdrachtgeverschap zou op de algemene ledenvergadering (ALV) van de VNG in juni worden vastgesteld. Inmiddels heeft de VNG bekend gemaakt dat deze ALV is uitgesteld tot medio september, maar dat de Norm voor Opdrachtgeverschap wel in juni via een ledenraadpleging aan de gemeenten wordt voorgelegd. De stukken voor die ledenraadpleging, waaronder de NvO (vanaf pagina 106 in ledenraadplegingbundel), zijn inmiddels aan de gemeenten toegestuurd en daarmee openbaar.
De Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ: Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC) waarderen de inspanningen van de VNG en de goede intenties in de Norm voor Opdrachtgeverschap, maar vinden de afspraken nog te vrijblijvend om hen echt gerust te stellen. BGZJ-voorzitter Hans Spigt: ‘We hebben er begrip voor dat de VNG, als vereniging van individuele gemeenten, niet verder kan gaan dat dit. Maar het is niet genoeg om het stelsel echt op orde te brengen. Dus zijn de ministers en de Tweede Kamer nu aan zet om de lat nog iets hoger te leggen.’
De jeugdbranches vinden de bovenregionale samenwerking tussen gemeenten te vrijblijvend geregeld in de NvO en dat levert grote risico’s op voor bovenregionale aanbieders. Spigt: ‘Op het bovenregionale niveau is een helder aanspreekpunt nodig voor de zorgpartijen, plus doorzettingsmacht.’ Ook moeten de regiovisies vergezeld gaan van harde financiële afspraken, op regionaal en bovenregionaal niveau. ‘Want gezamenlijke beleidsvisies zonder financiële afspraken leiden tot een papierwinkel die niets bijdraagt aan betere jeugdzorg’, aldus Spigt. Tenslotte pleiten de jeugdbranches voor een stevigere rol voor de Jeugdautoriteit in het stelsel, over de volle breedte van de Norm voor Opdrachtgeverschap. Spigt: ‘Van het voorkomen van geschillen tot geschilbeslechting en van het toetsen van de regiovisies tot het toezien op de naleving van de regels over faire tarieven: juist omdat je niet alles landelijk wettelijk dicht kunt regelen, is een sterke Jeugdautoriteit van groot belang.’
Nog voor het zomerreces zal de Tweede Kamer debatteren over de plannen om het jeugdstelsel beter te laten functioneren. BGZJ-voorzitter Hans Spigt: ‘We vragen de Kamerleden om de plannen van de ministers en de VNG te steunen, maar er vooral ook een schepje bovenop te doen. Als je ingrijpt om het stelsel te verbeteren, doe het dan meteen goed. Dus geen emmertjes onder de plekken waar het dak lekt, maar een structurele oplossing voor de grote knelpunten waar we voor staan.’
Gemeenten spreken zich in juni middels een ledenraadpleging uit over deze norm. De voorstellen van de VNG gaan de jeugdbranches echter niet ver genoeg. Voorzitter Hans Spigt: ‘We hebben de voorstellen uitgebreid besproken met de VNG. Het zijn goede intenties, maar er zijn toch te weinig garanties dat ze ook gerealiseerd worden. De bovenregionale samenwerking is nog steeds te vrijblijvend en zonder harde financiële afspraken zijn de nieuwe regiovisies boterzacht. We vragen de landelijke politiek om aanvullende maatregelen om het ontwrichte jeugdstelsel nu in één keer goed te repareren en dus een schepje bovenop de voorstellen van de VNG te doen’.
Op 20 maart 2020 stuurden de ministers De Jonge en Dekker de brief 'Perspectief voor de jeugd' naar de Tweede Kamer, met daarin hun voorstellen voor het jeugdstelsel om de ‘organisatorische en wettelijke basis op orde’ te brengen. Het gaat daarbij onder andere over betere regionale samenwerking door gemeenten, kaders voor reële tarieven, zorgvuldigheidseisen bij inkoop, vereenvoudiging van de jeugdbeschermingsketen en een grotere rol voor de Jeugdautoriteit. Voor het verbeteren van de regionale samenwerking tussen gemeenten en de zorgvuldigheidseisen bij inkoop verwijzen de ministers naar de Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) die door de VNG wordt opgesteld. De ministers schrijven dat ze met VNG in gesprek gaan over de wijze waarop de voorgenomen landelijke regelgeving optimaal kan aansluiten bij deze NvO en andersom.
De Norm voor Opdrachtgeverschap zou op de algemene ledenvergadering (ALV) van de VNG in juni worden vastgesteld. Inmiddels heeft de VNG bekend gemaakt dat deze ALV is uitgesteld tot medio september, maar dat de Norm voor Opdrachtgeverschap wel in juni via een ledenraadpleging aan de gemeenten wordt voorgelegd. De stukken voor die ledenraadpleging, waaronder de NvO (vanaf pagina 106 in ledenraadplegingbundel), zijn inmiddels aan de gemeenten toegestuurd en daarmee openbaar.
De Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ: Jeugdzorg Nederland, GGZ Nederland, VGN en VOBC) waarderen de inspanningen van de VNG en de goede intenties in de Norm voor Opdrachtgeverschap, maar vinden de afspraken nog te vrijblijvend om hen echt gerust te stellen. BGZJ-voorzitter Hans Spigt: ‘We hebben er begrip voor dat de VNG, als vereniging van individuele gemeenten, niet verder kan gaan dat dit. Maar het is niet genoeg om het stelsel echt op orde te brengen. Dus zijn de ministers en de Tweede Kamer nu aan zet om de lat nog iets hoger te leggen.’
De jeugdbranches vinden de bovenregionale samenwerking tussen gemeenten te vrijblijvend geregeld in de NvO en dat levert grote risico’s op voor bovenregionale aanbieders. Spigt: ‘Op het bovenregionale niveau is een helder aanspreekpunt nodig voor de zorgpartijen, plus doorzettingsmacht.’ Ook moeten de regiovisies vergezeld gaan van harde financiële afspraken, op regionaal en bovenregionaal niveau. ‘Want gezamenlijke beleidsvisies zonder financiële afspraken leiden tot een papierwinkel die niets bijdraagt aan betere jeugdzorg’, aldus Spigt. Tenslotte pleiten de jeugdbranches voor een stevigere rol voor de Jeugdautoriteit in het stelsel, over de volle breedte van de Norm voor Opdrachtgeverschap. Spigt: ‘Van het voorkomen van geschillen tot geschilbeslechting en van het toetsen van de regiovisies tot het toezien op de naleving van de regels over faire tarieven: juist omdat je niet alles landelijk wettelijk dicht kunt regelen, is een sterke Jeugdautoriteit van groot belang.’
Nog voor het zomerreces zal de Tweede Kamer debatteren over de plannen om het jeugdstelsel beter te laten functioneren. BGZJ-voorzitter Hans Spigt: ‘We vragen de Kamerleden om de plannen van de ministers en de VNG te steunen, maar er vooral ook een schepje bovenop te doen. Als je ingrijpt om het stelsel te verbeteren, doe het dan meteen goed. Dus geen emmertjes onder de plekken waar het dak lekt, maar een structurele oplossing voor de grote knelpunten waar we voor staan.’