Gezinnen waar partnergeweld en kindermishandeling spelen, hebben langdurige en specialistische hulp nodig. Pas als het geweld écht helemaal is gestopt, gaat het beter met ouders en kinderen. Dat blijkt uit meerjarig onderzoek dat het Verwey-Jonker Instituut deed bij 576 gezinnen in opdracht van Augeo Foundation, het ministerie van VWS en dertien Veilig Thuis regio’s. Bij dertig procent van de gezinnen is het geweld anderhalf jaar na melding bij Veilig Thuis, gestopt. ‘Dat is mooi en een bevestiging dat het de goede kant opgaat’, aldus Prof. dr. Majone Steketee, wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut en bijzonder hoogleraar intergenerationele overdracht van geweld in gezinnen aan de Erasmus Universiteit.
Zij is voorzichtig optimistisch gestemd door de onderzoeksresultaten uit het op 12 november gepubliceerde rapport ‘Kwestie van een lange adem: kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen?’. En om op die vraag maar meteen een antwoord te geven: “Ja, dat kan, maar huiselijk geweld is een uiterst complex probleem. Er zijn verschillende soorten geweld, fysiek en geestelijk bijvoorbeeld en elke vorm moet anders worden aangepakt. Bovendien is geen gezin hetzelfde.” Dat het geweld bij dertig procent van de gezinnen is gestopt, is vergeleken met eerdere metingen een mooi resultaat. Maar om gezinnen uit de vicieuze cirkel van geweld te halen blijft maatwerk en een integrale aanpak nodig. “Veiligheid in het gezin is de verantwoordelijkheid van iedereen”, aldus Steketee.
Bij ruim vijftig procent van de gezinnen was de thuissituatie anderhalf jaar na melding bij Veilig Thuis, nog alles behalve veilig. Steketee: “Daar maak ik mij grote zorgen om. Want we weten ook steeds beter welke schade dat aanricht bij kinderen: traumaklachten, hechtingsproblematiek en emotionele onveiligheid.” De chronische stress veroorzaakt bovendien een structurele verandering in de waarneming, in het lichaam (stofwisseling), in het vormen van netwerken in de hersenen (geheugen en reactiepatronen) van het jonge kind. Dat kan ervoor zorgen dat slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling, later als ze zelf kinderen krijgen, plegers worden. “Het geweld kan zo generaties lang doorgaan. Daarom is het belangrijk om het hele gezin te helpen: de ouders én de kinderen”, aldus Steketee. Uit het onderzoek blijkt dat vijftig procent van de kinderen geen hulp krijgt, en dertig procent ook geen steun uit de omgeving ervaart. “Terwijl deze kinderen zodanige problemen hebben dat hulp hard nodig is.”
Veelvuldig en ernstig
In de gezinnen die gemeld worden bij Veilig Thuis is sprake van veelvuldige en ernstige vormen van kindermishandeling. De meeste kinderen (91%) hebben te maken met mishandeling, verwaarlozing of geweld tussen hun ouders. Er is veel geweld (gemiddeld zo’n 74 incidenten op jaarbasis) tussen (ex)partners onderling. In bijna alle gezinnen (90%) komt partnergeweld voor: het kan gaan om fysiek geweld (slaan, schoppen, krabben, bijten, verwondingen), psychisch geweld (vernederen, uitschelden, dreigementen uiten) en seksueel geweld. Het geweld tegen vrouwen is frequenter en ernstiger dan het geweld tegen mannen. Partnergeweld gaat vaak samen met geweld tegen kinderen. Bij de meeste gezinnen was sprake van zowel partnergeweld als direct geweld tegen kinderen (57%).
Mattias Gijsbertsen, directeur van het programma Geweld Hoort Nergens Thuis van de ministeries JenV en VWS en de VNG: “De informatie uit dit onderzoek en uit onze impactmonitor is cruciaal om te bepalen wat de juiste acties zijn om huiselijk geweld te stoppen. We zien in dit onderzoek positieve resultaten van gezamenlijke inspanningen in de afgelopen jaren. Dit onderzoek helpt ons om samen met partners en regio’s de goede prioriteiten te stellen en nog eerder en vaker het geweld te signaleren en te stoppen”.
Afname niet voldoende, het geweld moet stoppen
Uit het onderzoek blijkt dat het bij afname van het geweld wel beter gaat met de gezinsleden, maar pas als het echt helemaal is gestopt, is het welzijn van ouders en kinderen toegenomen tot bijna het niveau van de algemene Nederlandse bevolking. Dat is bemoedigend, vindt Mariëlle Dekker, directeur van de Augeo Foundation: “Dit onderzoek helpt om bij de aanpak van knelpunten in de jeugdzorg en jeugdbescherming, de focus te houden op het beoogde resultaat: meer veiligheid en welzijn voor ouders en kinderen die geweld meemaken. Het onderzoek bevat een schat aan gegevens waarmee beleidsmakers en praktijkprofessionals hun werkpraktijk zo kunnen verbeteren dat in steeds meer gezinnen veiligheid en herstel mogelijk worden.”
Om het geweld te laten stoppen, is het belangrijk dat hulpverleners het geweld durven te benoemen en aan te pakken, geven ouders en kinderen in het onderzoek aan. “Dat klinkt misschien als een open deur, maar het gebeurt toch te vaak niet. Vooral lokale hulpverleners zijn niet altijd goed toegerust om het geweld aan te kaarten. Zij zouden beter getraind moeten worden in het signaleren en benoemen van huiselijk geweld. Ook als gezinnen zeggen dat de thuissituatie is genormaliseerd, moeten zij waakzaam blijven. Er is een groot risico dat de oude geweldspatronen weer de kop op steken”, aldus Steketee.
Opeenstapeling van problemen
Uit het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut blijkt ook dat geweld niet het enige probleem is. Het merendeel van de gezinnen heeft te maken met een opeenstapeling van problemen: armoede, werkloosheid, alcoholgebruik, opvoedstress, psychische stoornissen. Dit vraagt om een integrale aanpak, waarbij oog is voor de samenhang tussen de diverse vormen van kindermishandeling en huiselijk geweld, de aanwezige risicofactoren en de problematiek bij de verschillende gezinsleden.
Afstemming professionals
Dit betekent dat de afstemming tussen de verschillende betrokken professionals goed geregeld moet zijn. Gemeenten kunnen via hun regiovisie en uitvoering van hun beleid die samenhang stimuleren. Dit houdt in dat de professionals met elkaar processen, werkwijze en expertise afstemmen om tot een gezamenlijk plan voor (en met) het gezin te komen voor de problemen die op de verschillende leefgebieden spelen voor de betrokken gezinsleden (dader en slachtoffer; ouders en kinderen). In de praktijk is het voor de professionals niet altijd duidelijk wie de regie heeft, en dit geldt zeker voor de ouders. Zij hebben veelal met meerdere hulpverleners te maken waarbij niet duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Een casusregievoerder per gezin is nodig om helderheid te verschaffen naar de leden van het gezin.
Majone Steketee: “De uitkomsten van het onderzoek, hoe positief het ook , laten zien dat kindermishandeling en partnergeweld hardnekkig zijn. Begeleiding is een kwestie van een lange adem.”
Augeo Foundation helpt gemeenten en organisaties om verdere stappen te zetten naar aanleiding van dit onderzoek. Als hulpmiddel om het gesprek binnen de organisaties en regio’s te voeren, ontwikkelt Augeo Foundation een gesprekshandreiking die nu al aan te vragen is.
Over dit onderzoek:
In 13 Veilig Thuis-regio’s heeft het Verwey-Jonker Instituut anderhalf jaar lang gezinnen met kinderen gevolgd waar partnergeweld of kindermishandeling speelt. Dit gebeurde vanaf het moment van melding bij Veilig Thuis. Het Verwey-Jonker Instituut voerde het onderzoek uit in opdracht van Augeo Foundation, het ministerie van VWS, de G4-gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht en negen andere Veilig Thuis-regio’s: Flevoland, Gooi en Vechtstreek, Groningen, Kennemerland, Midden-Brabant, Brabant Noord-Oost, Twente, IJsselland en Zaanstreek-Waterland. Tijdens het onderzoek vulden gezinnen (ouders en kinderen) gedurende anderhalf jaar drie keer vragenlijsten in. Dit rapport gaat over de 576 gezinnen die aan alle drie metingen hebben deelgenomen (633 ouders en 978 kinderen). Om inzicht te krijgen in de werkzame elementen van de geboden hulp, zijn er met 74 gezinnen diepte-interviews gehouden.
Zij is voorzichtig optimistisch gestemd door de onderzoeksresultaten uit het op 12 november gepubliceerde rapport ‘Kwestie van een lange adem: kan huiselijk geweld en kindermishandeling echt stoppen?’. En om op die vraag maar meteen een antwoord te geven: “Ja, dat kan, maar huiselijk geweld is een uiterst complex probleem. Er zijn verschillende soorten geweld, fysiek en geestelijk bijvoorbeeld en elke vorm moet anders worden aangepakt. Bovendien is geen gezin hetzelfde.” Dat het geweld bij dertig procent van de gezinnen is gestopt, is vergeleken met eerdere metingen een mooi resultaat. Maar om gezinnen uit de vicieuze cirkel van geweld te halen blijft maatwerk en een integrale aanpak nodig. “Veiligheid in het gezin is de verantwoordelijkheid van iedereen”, aldus Steketee.
Bij ruim vijftig procent van de gezinnen was de thuissituatie anderhalf jaar na melding bij Veilig Thuis, nog alles behalve veilig. Steketee: “Daar maak ik mij grote zorgen om. Want we weten ook steeds beter welke schade dat aanricht bij kinderen: traumaklachten, hechtingsproblematiek en emotionele onveiligheid.” De chronische stress veroorzaakt bovendien een structurele verandering in de waarneming, in het lichaam (stofwisseling), in het vormen van netwerken in de hersenen (geheugen en reactiepatronen) van het jonge kind. Dat kan ervoor zorgen dat slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling, later als ze zelf kinderen krijgen, plegers worden. “Het geweld kan zo generaties lang doorgaan. Daarom is het belangrijk om het hele gezin te helpen: de ouders én de kinderen”, aldus Steketee. Uit het onderzoek blijkt dat vijftig procent van de kinderen geen hulp krijgt, en dertig procent ook geen steun uit de omgeving ervaart. “Terwijl deze kinderen zodanige problemen hebben dat hulp hard nodig is.”
Veelvuldig en ernstig
In de gezinnen die gemeld worden bij Veilig Thuis is sprake van veelvuldige en ernstige vormen van kindermishandeling. De meeste kinderen (91%) hebben te maken met mishandeling, verwaarlozing of geweld tussen hun ouders. Er is veel geweld (gemiddeld zo’n 74 incidenten op jaarbasis) tussen (ex)partners onderling. In bijna alle gezinnen (90%) komt partnergeweld voor: het kan gaan om fysiek geweld (slaan, schoppen, krabben, bijten, verwondingen), psychisch geweld (vernederen, uitschelden, dreigementen uiten) en seksueel geweld. Het geweld tegen vrouwen is frequenter en ernstiger dan het geweld tegen mannen. Partnergeweld gaat vaak samen met geweld tegen kinderen. Bij de meeste gezinnen was sprake van zowel partnergeweld als direct geweld tegen kinderen (57%).
Mattias Gijsbertsen, directeur van het programma Geweld Hoort Nergens Thuis van de ministeries JenV en VWS en de VNG: “De informatie uit dit onderzoek en uit onze impactmonitor is cruciaal om te bepalen wat de juiste acties zijn om huiselijk geweld te stoppen. We zien in dit onderzoek positieve resultaten van gezamenlijke inspanningen in de afgelopen jaren. Dit onderzoek helpt ons om samen met partners en regio’s de goede prioriteiten te stellen en nog eerder en vaker het geweld te signaleren en te stoppen”.
Afname niet voldoende, het geweld moet stoppen
Uit het onderzoek blijkt dat het bij afname van het geweld wel beter gaat met de gezinsleden, maar pas als het echt helemaal is gestopt, is het welzijn van ouders en kinderen toegenomen tot bijna het niveau van de algemene Nederlandse bevolking. Dat is bemoedigend, vindt Mariëlle Dekker, directeur van de Augeo Foundation: “Dit onderzoek helpt om bij de aanpak van knelpunten in de jeugdzorg en jeugdbescherming, de focus te houden op het beoogde resultaat: meer veiligheid en welzijn voor ouders en kinderen die geweld meemaken. Het onderzoek bevat een schat aan gegevens waarmee beleidsmakers en praktijkprofessionals hun werkpraktijk zo kunnen verbeteren dat in steeds meer gezinnen veiligheid en herstel mogelijk worden.”
Om het geweld te laten stoppen, is het belangrijk dat hulpverleners het geweld durven te benoemen en aan te pakken, geven ouders en kinderen in het onderzoek aan. “Dat klinkt misschien als een open deur, maar het gebeurt toch te vaak niet. Vooral lokale hulpverleners zijn niet altijd goed toegerust om het geweld aan te kaarten. Zij zouden beter getraind moeten worden in het signaleren en benoemen van huiselijk geweld. Ook als gezinnen zeggen dat de thuissituatie is genormaliseerd, moeten zij waakzaam blijven. Er is een groot risico dat de oude geweldspatronen weer de kop op steken”, aldus Steketee.
Opeenstapeling van problemen
Uit het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut blijkt ook dat geweld niet het enige probleem is. Het merendeel van de gezinnen heeft te maken met een opeenstapeling van problemen: armoede, werkloosheid, alcoholgebruik, opvoedstress, psychische stoornissen. Dit vraagt om een integrale aanpak, waarbij oog is voor de samenhang tussen de diverse vormen van kindermishandeling en huiselijk geweld, de aanwezige risicofactoren en de problematiek bij de verschillende gezinsleden.
Afstemming professionals
Dit betekent dat de afstemming tussen de verschillende betrokken professionals goed geregeld moet zijn. Gemeenten kunnen via hun regiovisie en uitvoering van hun beleid die samenhang stimuleren. Dit houdt in dat de professionals met elkaar processen, werkwijze en expertise afstemmen om tot een gezamenlijk plan voor (en met) het gezin te komen voor de problemen die op de verschillende leefgebieden spelen voor de betrokken gezinsleden (dader en slachtoffer; ouders en kinderen). In de praktijk is het voor de professionals niet altijd duidelijk wie de regie heeft, en dit geldt zeker voor de ouders. Zij hebben veelal met meerdere hulpverleners te maken waarbij niet duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Een casusregievoerder per gezin is nodig om helderheid te verschaffen naar de leden van het gezin.
Majone Steketee: “De uitkomsten van het onderzoek, hoe positief het ook , laten zien dat kindermishandeling en partnergeweld hardnekkig zijn. Begeleiding is een kwestie van een lange adem.”
Augeo Foundation helpt gemeenten en organisaties om verdere stappen te zetten naar aanleiding van dit onderzoek. Als hulpmiddel om het gesprek binnen de organisaties en regio’s te voeren, ontwikkelt Augeo Foundation een gesprekshandreiking die nu al aan te vragen is.
Over dit onderzoek:
In 13 Veilig Thuis-regio’s heeft het Verwey-Jonker Instituut anderhalf jaar lang gezinnen met kinderen gevolgd waar partnergeweld of kindermishandeling speelt. Dit gebeurde vanaf het moment van melding bij Veilig Thuis. Het Verwey-Jonker Instituut voerde het onderzoek uit in opdracht van Augeo Foundation, het ministerie van VWS, de G4-gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht en negen andere Veilig Thuis-regio’s: Flevoland, Gooi en Vechtstreek, Groningen, Kennemerland, Midden-Brabant, Brabant Noord-Oost, Twente, IJsselland en Zaanstreek-Waterland. Tijdens het onderzoek vulden gezinnen (ouders en kinderen) gedurende anderhalf jaar drie keer vragenlijsten in. Dit rapport gaat over de 576 gezinnen die aan alle drie metingen hebben deelgenomen (633 ouders en 978 kinderen). Om inzicht te krijgen in de werkzame elementen van de geboden hulp, zijn er met 74 gezinnen diepte-interviews gehouden.