De Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ) stoppen met hun deelname aan het traject van Rijk en gemeenten om te komen tot maatregelen die de Jeugdwet financieel beheersbaar moeten maken. De branches vinden de taakopdracht te beperkt: te veel gericht op bezuinigingen en te weinig op inhoudelijk verbeteringen. Bovendien is het tijdspad onrealistisch, zo schrijven de directeuren in een brief aan de voorzitter van de stuurgroep. “Wat in zes jaar is ‘ontspoord’, lijkt nu in drie maanden te moeten worden gerepareerd.” In de brief geven de branches ook aan wat dan wel nodig is. “Voor een daadwerkelijke verbetering van het jeugdstelsel moet het belang van passende jeugdhulp voor alle jeugdigen en gezinnen die dat nodig hebben, voorop staan.”
Het traject van Rijk en gemeenten volgt op het rapport van AEF dat in december uitkwam en concludeerde dat gemeenten ruim 1,5 miljard Euro tekort komen op jeugdzorg. De branches begrijpen dat Rijk en gemeenten willen kijken hoe de uitgaven beperkt kunnen worden. Volgens de branches kan tegelijkertijd gekeken worden hoe het stelsel inhoudelijk beter kan. Daarom vond de BGZJ het in eerste instantie logisch om vanuit haar “expertise, ervaring en verantwoordelijkheid” een bijdrage te leveren aan het traject van Rijk en gemeenten. Nu “uitsluitend gefocust lijkt te worden op financiële, technocratische (bezuinigings)maatregelen (‘jeugdhulp als kostenpost’)”, stappen de branches uit het overleg.
Meer eenvoud en uniformiteit
De BGZJ schrijft in haar brief (met bijlage) ook wat er wel zou moeten gebeuren om het stelsel beter te maken. Zo is meer eenvoud en uniformiteit nodig, zowel in inkoop als in de toegang tot jeugdhulp. Er zou een minimum-/basispakket van jeugdhulp moeten komen die in alle gemeenten gelijk is en, waarin ook de gespecialiseerde jeugdhulp goed geborgd is. Alle jeugdhulp die onder de Jeugdwet valt, zou regionaal, of bovenregionaal, moeten worden ingekocht
Analyse naar stagnerende uitstroom
Daarnaast moet volgens de BGZJ beter gekeken worden naar oplossingen voor het stagneren van de uitstroom. In het AEF-rapport zijn vooral maatregelen onderzocht die gericht zijn op het laten afnemen van de instroom, maar daar lijkt de stijging van het jeugdhulpgebruik niet primair door te worden veroorzaakt. De instroom blijft gelijk, maar door een afnemende uitstroom, langere trajecten en toenemende kosten neemt het jeugdhulpgebruik toe. “Dit verdient een nadere analyse naar doelgroep, deelsector, hulpvorm en oorzaak.” Bovendien pleit de BGZJ voor een soepele overgang op de grenzen van stelsels in plaats van een harde ‘knip’ bij het bereiken van een bepaalde leeftijd.
Preventie blijft belangrijk
Tot slot wil de BGZJ blijven inzetten op preventie. Uit het AEF-rapport blijkt dat investeringen in preventie en vroeg-signalering het beroep op zwaardere zorg niet doen afnemen, maar, zeggen de branches, “hier gaat de kost voor de baat uit: als we met preventie bereiken dat jeugdigen hun school wel afronden en wel aan het werk komen en zich gelukkiger voelen, dan levert dit een enorme bijdrage aan de ontplooiingsmogelijkheden en het welzijn van jeugdigen. En daarmee aan het voorkomen van maatschappelijke kosten later.”
De BGZJ is het samenwerkingsverband van Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse ggz, VGN en VOBC.
Het traject van Rijk en gemeenten volgt op het rapport van AEF dat in december uitkwam en concludeerde dat gemeenten ruim 1,5 miljard Euro tekort komen op jeugdzorg. De branches begrijpen dat Rijk en gemeenten willen kijken hoe de uitgaven beperkt kunnen worden. Volgens de branches kan tegelijkertijd gekeken worden hoe het stelsel inhoudelijk beter kan. Daarom vond de BGZJ het in eerste instantie logisch om vanuit haar “expertise, ervaring en verantwoordelijkheid” een bijdrage te leveren aan het traject van Rijk en gemeenten. Nu “uitsluitend gefocust lijkt te worden op financiële, technocratische (bezuinigings)maatregelen (‘jeugdhulp als kostenpost’)”, stappen de branches uit het overleg.
Meer eenvoud en uniformiteit
De BGZJ schrijft in haar brief (met bijlage) ook wat er wel zou moeten gebeuren om het stelsel beter te maken. Zo is meer eenvoud en uniformiteit nodig, zowel in inkoop als in de toegang tot jeugdhulp. Er zou een minimum-/basispakket van jeugdhulp moeten komen die in alle gemeenten gelijk is en, waarin ook de gespecialiseerde jeugdhulp goed geborgd is. Alle jeugdhulp die onder de Jeugdwet valt, zou regionaal, of bovenregionaal, moeten worden ingekocht
Analyse naar stagnerende uitstroom
Daarnaast moet volgens de BGZJ beter gekeken worden naar oplossingen voor het stagneren van de uitstroom. In het AEF-rapport zijn vooral maatregelen onderzocht die gericht zijn op het laten afnemen van de instroom, maar daar lijkt de stijging van het jeugdhulpgebruik niet primair door te worden veroorzaakt. De instroom blijft gelijk, maar door een afnemende uitstroom, langere trajecten en toenemende kosten neemt het jeugdhulpgebruik toe. “Dit verdient een nadere analyse naar doelgroep, deelsector, hulpvorm en oorzaak.” Bovendien pleit de BGZJ voor een soepele overgang op de grenzen van stelsels in plaats van een harde ‘knip’ bij het bereiken van een bepaalde leeftijd.
Preventie blijft belangrijk
Tot slot wil de BGZJ blijven inzetten op preventie. Uit het AEF-rapport blijkt dat investeringen in preventie en vroeg-signalering het beroep op zwaardere zorg niet doen afnemen, maar, zeggen de branches, “hier gaat de kost voor de baat uit: als we met preventie bereiken dat jeugdigen hun school wel afronden en wel aan het werk komen en zich gelukkiger voelen, dan levert dit een enorme bijdrage aan de ontplooiingsmogelijkheden en het welzijn van jeugdigen. En daarmee aan het voorkomen van maatschappelijke kosten later.”
De BGZJ is het samenwerkingsverband van Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse ggz, VGN en VOBC.