Gisteren besteedde Pointer (KRO-NCRV) aandacht aan aanbieders van jeugd-ggz die hoge winsten maken. Met de VNG is de Nederlandse GGZ van mening dat die praktijk in de jeugdhulp (en daarbinnen de jeugd-ggz) niet past. Directeur Veronique Esman van de Nederlandse ggz: “Het gaat over publiek geld dat bedoeld is om jeugdigen en gezinnen te helpen en niet om in zakken van aandeelhouders te verdwijnen.”
De Nederlandse ggz vindt dat betere afspraken met zorgaanbieders en een goede controle hierop zeer noodzakelijk is. Daarnaast is actie benodigd op het creëren van beter inzicht in winstcijfers van aanbieders en juridische mogelijkheden om in te kunnen grijpen. Directeur Esman: “De problematiek zoals die blijkt uit de uitgevoerde enquête van Pointer en uit eerder uitgevoerd onderzoek door Follow the Money is schrijnend. Ook voor de leden van de Nederlandse ggz die zich met specialistische jeugd GGZ bezighouden. Zij hebben al jaren te maken met gemeenten die onvoldoende tariefdifferentiatie toepassen. Hierdoor is het mogelijk dat enerzijds aanbieders ‘binnen lopen’ en anderzijds onze leden geen reële, kostendekkende tarieven krijgen. Daarom is het belangrijk dat de Jeugdautoriteit met gemeenten en de jeugdbranches werken aan een ondersteunend kostprijsmodel.”
Naast de situatie die Pointer en Follow the Money schets bestaat immers ook een andere realiteit die zorgen baart. In het op 4 februari 2021 verschenen rapport van de Jeugdautoriteit over de financiële positie van jeugdhulpaanbieders wordt op basis van onderzoek bij 226 jeugdhulpaanbieders (waaronder ook veel leden van de Nederlandse ggz) geconcludeerd dat de continuïteit van zorg bij een belangrijk deel van de aanbieders in gevaar is. De financiële positie van de aanbieders is in 2019 verslechterd ten opzichte van 2018 en de verwachting is dat dit zich in 2020 (als gevolg van de Corona crisis) heeft doorgezet.
Directeur Veronique Esman: “De decentralisatie legde bij 355 gemeenten de verantwoordelijk neer voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Die stap bood een open markt met een enorme groei van het aantal nieuwe aanbieders, van een paar honderd tot ruim zesduizend. Dat een vijfde deel van de gemeenten winstmarges van meer dan 10 procent géén probleem vind, is wonderlijk. Het is treurig om te constateren dat de meeste gemeenten hoge winstmarges onwenselijk vinden, maar hier niet op sturen. Een betere controle is nodig, dit vraagt meer samenwerking van gemeenten.”
De Nederlandse ggz vindt dat betere afspraken met zorgaanbieders en een goede controle hierop zeer noodzakelijk is. Daarnaast is actie benodigd op het creëren van beter inzicht in winstcijfers van aanbieders en juridische mogelijkheden om in te kunnen grijpen. Directeur Esman: “De problematiek zoals die blijkt uit de uitgevoerde enquête van Pointer en uit eerder uitgevoerd onderzoek door Follow the Money is schrijnend. Ook voor de leden van de Nederlandse ggz die zich met specialistische jeugd GGZ bezighouden. Zij hebben al jaren te maken met gemeenten die onvoldoende tariefdifferentiatie toepassen. Hierdoor is het mogelijk dat enerzijds aanbieders ‘binnen lopen’ en anderzijds onze leden geen reële, kostendekkende tarieven krijgen. Daarom is het belangrijk dat de Jeugdautoriteit met gemeenten en de jeugdbranches werken aan een ondersteunend kostprijsmodel.”
Naast de situatie die Pointer en Follow the Money schets bestaat immers ook een andere realiteit die zorgen baart. In het op 4 februari 2021 verschenen rapport van de Jeugdautoriteit over de financiële positie van jeugdhulpaanbieders wordt op basis van onderzoek bij 226 jeugdhulpaanbieders (waaronder ook veel leden van de Nederlandse ggz) geconcludeerd dat de continuïteit van zorg bij een belangrijk deel van de aanbieders in gevaar is. De financiële positie van de aanbieders is in 2019 verslechterd ten opzichte van 2018 en de verwachting is dat dit zich in 2020 (als gevolg van de Corona crisis) heeft doorgezet.
Directeur Veronique Esman: “De decentralisatie legde bij 355 gemeenten de verantwoordelijk neer voor jeugdhulp en jeugdbescherming. Die stap bood een open markt met een enorme groei van het aantal nieuwe aanbieders, van een paar honderd tot ruim zesduizend. Dat een vijfde deel van de gemeenten winstmarges van meer dan 10 procent géén probleem vind, is wonderlijk. Het is treurig om te constateren dat de meeste gemeenten hoge winstmarges onwenselijk vinden, maar hier niet op sturen. Een betere controle is nodig, dit vraagt meer samenwerking van gemeenten.”