Zoeken

Slechts 24 van de 42 jeugdregio’s hebben een regiovisie over jeugdhulp opgesteld, zo blijkt uit onderzoek van de Jeugdautoriteit. Gemeenten beloofden in 2020 om overal zo’n visie op te stellen. In de ‘Norm voor Opdrachtgeverschap’ staat ook welke onderwerpen in die visie aan bod moeten komen.

Daar waar gemeenten een regiovisie hebben opgesteld, voldoen deze zelden aan al deze voorwaarden. Zo is maar in tien regiovisies aangegeven voor welke jeugdhulpfuncties de beschikbaarheid en continuïteit geborgd moeten worden. De Jeugdautoriteit noemt dit opvallend, “want het raakt aan de kern van de regiovisie”. Voorzitter Hans Spigt: “De Norm voor Opdrachtgeverschap heeft duidelijk niet gebracht wat er van gehoopt werd. Dit sterkt ons in onze overtuiging dat de tijd van vrijblijvende afspraken voorbij is en het rijk nu echt een aantal knopen door moet hakken. Want zelfs als gemeenten op het VNG-congres massaal een resolutie aannemen, betekent dit blijkbaar nog niet dat ze daar ook naar handelen”.

De jeugdbranches Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse ggz en VGN maakten zich bij het vaststellen van de Norm voor Opdrachtgeverschap in 2020 al zorgen over de vrijblijvendheid van de afspraken. Voorzitter Hans Spigt zei destijds: “We hebben de voorstellen uitgebreid besproken met de VNG. Het zijn goede intenties, maar er zijn toch te weinig garanties dat ze ook gerealiseerd worden. De bovenregionale samenwerking is nog steeds te vrijblijvend en zonder harde financiële afspraken zijn de nieuwe regiovisies boterzacht. We vragen de landelijke politiek om aanvullende maatregelen om het ontwrichte jeugdstelsel nu in één keer goed te repareren en dus een schepje bovenop de voorstellen van de VNG te doen”. Zie ook het nieuwsbericht.

De Jeugdautoriteit onderzocht tussen februari en mei 2022 bij de 42 jeugdregio’s of zij een regiovisie hadden opgesteld en of deze voldoet aan de afspraken uit de Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO). Het eindrapport werd op 20 september 2022 openbaar gemaakt. De Jeugdautoriteit heeft aan de gemeentelijke regio’s gevraagd in hoeverre zij de aanbieders en andere stakeholders betrokken hebben bij de totstandkoming van deze visies, maar hebben dit niet nagevraagd bij die organisaties zelf. Voorzitter Hans Spigt: “Wij horen daarover zeer kritische geluiden terug van onze leden en betwijfelen of de al zorgelijke cijfers hierover in het rapport niet te rooskleurig zijn weergegeven”.

De Jeugdautoriteit doet in het onderzoek een aantal aanbevelingen, die alleen gebaseerd lijken op de uitvraag bij gemeenten. Hans Spigt: “De aanbevelingen en de duiding door de Jeugdautoriteit doen bij ons de wenkbrauwen fronsen. De Norm voor Opdrachtgeverschap was natuurlijk vooral bedoeld om knelpunten bij aanbieders door de gemeentelijke versnippering weg te nemen. We missen dat perspectief in de aanbevelingen. Voor ons maakt dit rapport klip en klaar dat vrijblijvende landelijke afspraken tussen de koepelorganisaties onvoldoende leiden tot concrete resultaten in de praktijk. Dus is de wetgever aan zet om de benodigde verbeteringen ook echt af te dwingen”.